Vehikel voor een gedachte
MOOI EN LELIJK ZEGGEN ARCHITECT WINY MAAS NIETS
door Hans Ibelings Bob Witman
Wereldberoemd door het Nederlands paviljoen op de EXPO in Hannover, verguisd door sommige Amsterdammers: het architectenbureau MVRDV doet van zich spreken. Met een knaloranje gebouw, met projecten wereldwijd en als bedenker van de gestapelde varkensstad Pig City. Winy Maas van MVRDV: ‘Optimisme is ook een hulpmiddel om je af te zetten tegen het cynisme van je voorgangers.’
Het architectenbureau MVRDV bevindt zich in een modernistisch gebouw aan de Schiehaven, een ontwerp van H.A. Maaskant (1907-1977). Het is niet het gezelligste deel van Rotterdam, niet het sterkste ontwerp van Maaskant en niet het best onderhouden naoorlogse pand. Het ziet eruit of het gekraakt is. In de hoek van de vergaderruimte van MVRDV staat een presentatiemap met het prijsvraagontwerp voor een nieuw museum op het Renault-eiland, hartje Parijs. Wellicht de meest prestigieuze architectuuropdracht die dit jaar te vergeven is. De ambities van dat plan vormen een groot contrast met de levensmoede TL-verlichting die half uit het systeemplafond sodemietert.
MVRDV geeft niet zo om uiterlijk vertoon.
‘De begrippen mooi en lelijk zeggen mij niets. Esthetiek is geen doel op zichzelf. Het is een middel, als ”doel00 komt het nauwelijks voor in ons werk.’
Zegt Winy Maas (42), de M van MVRDV (de andere twee naamgevers zijn Nathalie de Vries en Jacob van Rijs). Dit bureau, opgericht in 1991, is niet alleen wereldberoemd dankzij gebouwen als de Villa VPRO en het paviljoen voor de Expo 2000 in Hannover (gestapeld Hollands landschap), het onderscheidt zich ook als bedenker van concepten als Pig City (varkensfokkerijen in torenflats), Metacity/Datatown (verdicht Nederland) en een publicatie als FARMAX (Floor Area Ratio Maximum), een onderzoek naar maximaal grondgebruik dat in omvang weinig onderdoet voor SMLXL van Rem Koolhaas en Bruce Mau.
Koolhaas.
De naam is onvermijdelijk als er wordt gesproken over het succes van MVRDV en van een hele stroom jonge Nederlandse architecten de afgelopen tien jaar. ‘Koolhaas is een belangrijke persoon, met belangrijke gedachten’, zegt Maas die een aantal jaren bij Koolhaas’ bureau OMA heeft gewerkt. Wat zal hij over Rem zeggen? ‘Het is een bewonderenswaardige kameleon, die zich aanpast in de tijd, door namen te geven aan processen die aan de gang zijn. Hij is, denk ik, een van de betere analisten van de architectonische samenleving.’
En het zijn niet alleen gedachten. Koolhaas heeft een gebouw ontworpen dat aan het begin heeft gestaan van een nieuwe Nederlandse architectuurgolf. De Kunsthal in Rotterdam (1992). ‘Het is een omslagpunt geweest. Dat gebouw ontkent een gebouw te zijn, en laat zien hoe een klein object de confrontatie aan kan met de grote schaal.’
Vraag Maas naar geslaagde voorbeelden van recentere Nederlandse architectuur en hij zal eerst sterk aarzelen. Pernis vindt hij prachtig, maar veel ontwerpers van zijn generatie hebben nog weinig gebouwd, zoals NL Architects en Schie 2.0.
Toch krijgen radicale bureaus in Nederland meer kansen dan vroeger. Dat heeft te maken met economische voorspoed. Maas: ‘Deze generatie heeft zeker geprofiteerd van hoogconjunctuur. Er wordt heel veel gebouwd, en als één procent daarvan experimenteel is, dan praat je al over een groot volume.’ Maar er zijn meer factoren. Een vernieuwingscultuur, veel geld uit overheidsfondsen, stipendia en een duidelijke breuk met de generatie voor hen. ‘Ik ben opgegroeid met kennisneming van het idealisme van de jaren zestig, een tijd met grootste, moedige en meeslepende voorstellen. Met alle mogelijkheden daarvan, maar ook met de onmacht van de generatie die er vlak na kwam. Die worstelde met de sombere voorspellingen over de ecologie en die zich verloor in chaos-theoriën.’ Volgens Maas leidde dat doemdenken tot een laissez-fair architectuur en chaotische bouwsels. ‘Mijn generatie heeft de conclusie getrokken om de architectuur op een pragmatische manier ter hand te nemen. Grijpbaar te maken en en passant grotere idealen, waaronder die van de jaren zestig, ”bouwbaar” te maken.’
Maas beseft ‘dat je moet sleutelen aan de maatschappij en dat gebouwen daaraan ten dienste staan. Het besef dat je daarin pragmatisch en argumentatief moet zijn, banaal zelfs, volgens sommigen.’ Humor en optimisme zijn onmisbaar. ‘Die zijn belangrijk om de complexe problemen en de grote schaal waarin architectuur zich vaak beweegt, tegemoet te treden. Anders word je gek. Optimisme is ook een hulpmiddel om je af te zetten tegen het cynisme van je voorgangers.’
Is daarin een kenmerk te vinden van de generatie architecten van rond de veertig? Maas voelt wel een zielsverwantschap met sommige generatiegenoten, maar vindt het moeilijk om er een etiket op te plakken. Bovendien lijken de onderlinge verschillen groter dan de overeenkomsten: ‘We hebben wel eens geprobeerd een gezamenlijk manifest op te stellen, Utopia is now, met Schie 2.0 en Richtard Hutten. Maar dat is niet gelukt, we hadden moeite een gemeenschappelijke noemer te vinden.’ Maar hij heeft de moed nog niet opgegeven.
Sushi
Vooral na het succes van het Expo-paviljoen in Hannover komen de opdrachten van MVRDV niet langer alleen uit Nederland. Minstens een keer per week vliegen De Vries, Maas en Van Rijs de wereld rond naar bouwplaatsen in Oostenrijk, Spanje, Duitsland en Frankrijk. ‘Het risico is dat als je te veel bouwt, je de theorie verliest. Maar als je slechts theorie produceert, doe je ook geen bal.’ Door te bouwen ‘wordt de theorie onderstreept en krijgt deze ernst’, zegt Maas.
Maas zorgt dat hij het denken over architectuur niet verwaarloost. Met enige regelmaat komen er uit de Schiehaven virtuele projecten als Metacity/Datatown (onderzoek hoe een hypothetische stad van vierhonderd bij vierhonderd kilometer met vier keer de dichtheid van Nederland zelfvoorziend zou kunnen zijn) en Pig City, waarbij de complete varkensstapel in Nederland verticaal wordt gehuisvest. En dat denken levert werk op. Japanners zagen Pig City, en verruilden varkens voor vis. De grote visconsumptie noopt Japanners tot het bouwen van viskwekerijen. En gebrek aan oppervlak vraagt om stapeling. Dus binnenkort eet je in een sushibar in Tokio zalm van twintig hoog. Met dank aan MVRDV.
Blijkt uit al die concepten, net als bij het Expo-paviljoen, waarbij natuur en cultuurlandschap vrolijk in etages worden geordend, een obsessie met de dichtheid van de samenleving? En is dat typisch Nederlands? ‘Nee’, zegt Maas. ‘In Japan, Hong Kong en Sao Paulo is de strijd om vierkante meters nog veel heftiger.’ Dichtheid heeft bovendien niet alleen te maken met steden. ‘De hoogste grondprijs in Europa betaal je in Toscane. Dichtheid heeft te maken met schaarste. De top van de Mont Blanc heeft zomers een grotere dichtheid dan Amsterdam.’ Het is een probleem dat de komende jaren nog veel meer zal opspelen, vermoedt Maas. ‘Nederland denkt dat het een ventiel heeft, in de gedaante van Europa. Maar het is in Europa krapper dan we denken.’
Droom
Het is de droom van een architectenbureau om zelf opdrachtgevers te kiezen, in plaats van de opdrachtgevers jou. Soms kan MVRDV dat, zegt Maas. ‘Ik was heel trots toen ik een paar jaar geleden merkte dat ik zelf kenbaar kon maken wat ik belangrijk vond. En dat op grond daarvan mensen op je afkomen. Dat is een fantastisch gevoel. Ik gun het iedereen.’
Natuurlijk is MVRDV in 2001 met 55 medewerkers een ander bureau dan MVRDV in 1992, met drie. ‘Maar omvang zegt niets. Dat heb ik wel geleerd van Rem, dat een architectenbureau conjunctuurgevoelig is. Zo kun je het werk niet aan, zo ben je failliet. Dat heeft mijn generatie ook wel geleerd. De nuchterheid. Dat je ondanks je succes gewoon ook met je kinderen op pad moet kunnen of op wereldreis moet kunnen gaan. Je moet jezelf niet overschatten.’
Het succes draagt ook een gevaar in zich. Wie kan dezelfde ideeënrijkdom en kwaliteit leveren als hij op achttien plaatsen in de wereld tegelijk aan het bouwen is? ‘Ik wil me niet verliezen in bouwen alleen’, zegt Maas. ‘Het risico bestaat dat je gebouwen in herhaling vervallen. Maar een goede ”wip” tussen theorie en praktijk geeft beweeglijkheid aan je werk. Een van de methodes om in beweging te blijven, is lesgeven.’ Dat doet hij in Nederland, maar hij is ook gevraagd voor een gasthoogleraarschap in Yale.
Voor Maas geeft de combinatie van theorie en praktijk ‘een directheid tussen bouwen en gedachten.’ Dat verband kan hem niet rechtstreeks genoeg zijn. ‘Het is volgens mij zinvol als een gebouw een vehikel voor een gedachte wordt. En bovendien moet je niet alles in één gebouw willen stoppen, maar een oeuvre ontwikkelen om uit te dragen wat je wilt zeggen.’ Het heeft ook nadelen. ‘Soms is de architectuur misschien iets te schematisch. Je moet voldoende ideeên en lading in een gebouw stoppen om dit schematische voor een aantal jaren zeggingskracht te geven.’
In het werk van MVRDV lijkt esthetiek nauwelijks een rol te spelen. Soms lijkt het alsof ze ermee willen koketteren, en opzettelijk een gemakkelijke schoonheid vermijden. ‘Esthetiek staat ten dienste van de boodschap die een gebouw uitdraagt. Soms heeft een gebouw de noodzaak om te imponeren. Of je maakt iets dat verleidelijk is of shockerend, of in elk geval een appèl op de zinnen doet.’
Esthetiek is voor Maas een manier om een boodschap over te brengen. ‘Een gebouw kan een elegante of een brute bijdrage zijn aan een probleem.’ Een zekere Amsterdamse ‘zelfingenomenheid’ dreef MVRDV ertoe een oranje huisje te bouwen. ‘Om een andere schoonheid te laten zien’. (MVRDV ontwierp voor studio Thonik een gebouw midden in een Amsterdams woonblok dat zo knaloranje is dat het zeker de helft van de buurt op de kast heeft gejaagd).
‘Wat op de ene plek niet mag, is op de andere een redmiddel. We maken nu huizen in de Vinexwijk Ypenburg, fosforgroen en fluorescerend blauw. En ze zijn als eerste verkocht.’
Maas is niet bang dat de belangstelling voor Nederlandse architecten over zijn hoogtepunt heen is, dat de luchtbel zijn maximale omvang heeft bereikt, zoals de architectuurcriticus Bart Lootsma suggereert. ‘In andere landen wordt wel eens gezegd dat hier een avondlandcultuur heerst, dat hypermodernisme en supermodernisme een eindpunt zijn. Ik weet het niet. Ik denk ook niet dat het zo typisch Nederlands is, wat deze generatie architecten doet.
MVRDV is groot geworden met afwijkende ideeën, maar dreigt de kracht van de tegendraadsheid niet te worden geabsorbeerd? Wordt Maas c.s. niet steeds meer omarmd door het establishment? ‘Zo lang NRC Handelsblad een stuk over een gebouw van ons begint met ”MVRDV slaat weer toe”, denk ik dat het wel meevalt. Ik denk dat we wel meer aan kritiek bloot staan. Als je groter wordt, dreig je boven het maaiveld te komen. Er is in Nederland een groot mopperend vermogen, dat als je niet oppast er voor zorgt dat je nooit tot heroïeke daden kunt komen.’
En over heroische daden gesproken.
‘Ik had wel een nieuw Rijksmuseum willen bouwen.’


mvrdv_1Door Hans Ibelings Bob Witman, 23 aug 2001

Het architectenbureau MVRDV bevindt zich in een modernistisch gebouw aan de Schiehaven, een ontwerp van H.A. Maaskant (1907-1977). Het is niet het gezelligste deel van Rotterdam, niet het sterkste ontwerp van Maaskant en niet het best onderhouden naoorlogse pand. Het ziet eruit of het gekraakt is. In de hoek van de vergaderruimte van MVRDV staat een presentatiemap met het prijsvraagontwerp voor een nieuw museum op het Renault-eiland, hartje Parijs. Wellicht de meest prestigieuze architectuuropdracht die dit jaar te vergeven is. De ambities van dat plan vormen een groot contrast met de levensmoede TL-verlichting die half uit het systeemplafond sodemietert.

MVRDV geeft niet zo om uiterlijk vertoon. ‘De begrippen mooi en lelijk zeggen mij niets. Esthetiek is geen doel op zichzelf. Het is een middel, als ”doel00 komt het nauwelijks voor in ons werk.’

Zegt Winy Maas (42), de M van MVRDV (de andere twee naamgevers zijn Nathalie de Vries en Jacob van Rijs). Dit bureau, opgericht in 1991, is niet alleen wereldberoemd dankzij gebouwen als de Villa VPRO en het paviljoen voor de Expo 2000 in Hannover (gestapeld Hollands landschap), het onderscheidt zich ook als bedenker van concepten als Pig City (varkensfokkerijen in torenflats), Metacity/Datatown (verdicht Nederland) en een publicatie als FARMAX (Floor Area Ratio Maximum), een onderzoek naar maximaal grondgebruik dat in omvang weinig onderdoet voor SMLXL van Rem Koolhaas en Bruce Mau.

Koolhaas.

mvrdv_2mvrdv_3mvrdv_5De naam is onvermijdelijk als er wordt gesproken over het succes van MVRDV en van een hele stroom jonge Nederlandse architecten de afgelopen tien jaar. ‘Koolhaas is een belangrijke persoon, met belangrijke gedachten’, zegt Maas die een aantal jaren bij Koolhaas’ bureau OMA heeft gewerkt. Wat zal hij over Rem zeggen? ‘Het is een bewonderenswaardige kameleon, die zich aanpast in de tijd, door namen te geven aan processen die aan de gang zijn. Hij is, denk ik, een van de betere analisten van de architectonische samenleving.’

En het zijn niet alleen gedachten. Koolhaas heeft een gebouw ontworpen dat aan het begin heeft gestaan van een nieuwe Nederlandse architectuurgolf. De Kunsthal in Rotterdam (1992). ‘Het is een omslagpunt geweest. Dat gebouw ontkent een gebouw te zijn, en laat zien hoe een klein object de confrontatie aan kan met de grote schaal.’

Vraag Maas naar geslaagde voorbeelden van recentere Nederlandse architectuur en hij zal eerst sterk aarzelen. Pernis vindt hij prachtig, maar veel ontwerpers van zijn generatie hebben nog weinig gebouwd, zoals NL Architects en Schie 2.0.

Toch krijgen radicale bureaus in Nederland meer kansen dan vroeger. Dat heeft te maken met economische voorspoed. Maas: ‘Deze generatie heeft zeker geprofiteerd van hoogconjunctuur. Er wordt heel veel gebouwd, en als één procent daarvan experimenteel is, dan praat je al over een groot volume.’ Maar er zijn meer factoren. Een vernieuwingscultuur, veel geld uit overheidsfondsen, stipendia en een duidelijke breuk met de generatie voor hen. ‘Ik ben opgegroeid met kennisneming van het idealisme van de jaren zestig, een tijd met grootste, moedige en meeslepende voorstellen. Met alle mogelijkheden daarvan, maar ook met de onmacht van de generatie die er vlak na kwam. Die worstelde met de sombere voorspellingen over de ecologie en die zich verloor in chaos-theoriën.’

mvrdv_4mvrdv_6Volgens Maas leidde dat doemdenken tot een laissez-fair architectuur en chaotische bouwsels. ‘Mijn generatie heeft de conclusie getrokken om de architectuur op een pragmatische manier ter hand te nemen. Grijpbaar te maken en en passant grotere idealen, waaronder die van de jaren zestig, ”bouwbaar” te maken.’

Maas beseft ‘dat je moet sleutelen aan de maatschappij en dat gebouwen daaraan ten dienste staan. Het besef dat je daarin pragmatisch en argumentatief moet zijn, banaal zelfs, volgens sommigen.’ Humor en optimisme zijn onmisbaar. ‘Die zijn belangrijk om de complexe problemen en de grote schaal waarin architectuur zich vaak beweegt, tegemoet te treden. Anders word je gek. Optimisme is ook een hulpmiddel om je af te zetten tegen het cynisme van je voorgangers.’

Is daarin een kenmerk te vinden van de generatie architecten van rond de veertig? Maas voelt wel een zielsverwantschap met sommige generatiegenoten, maar vindt het moeilijk om er een etiket op te plakken. Bovendien lijken de onderlinge verschillen groter dan de overeenkomsten: ‘We hebben wel eens geprobeerd een gezamenlijk manifest op te stellen, Utopia is now, met Schie 2.0 en Richtard Hutten. Maar dat is niet gelukt, we hadden moeite een gemeenschappelijke noemer te vinden.’ Maar hij heeft de moed nog niet opgegeven.

Sushi

mvrdv_7Vooral na het succes van het Expo-paviljoen in Hannover komen de opdrachten van MVRDV niet langer alleen uit Nederland. Minstens een keer per week vliegen De Vries, Maas en Van Rijs de wereld rond naar bouwplaatsen in Oostenrijk, Spanje, Duitsland en Frankrijk. ‘Het risico is dat als je te veel bouwt, je de theorie verliest. Maar als je slechts theorie produceert, doe je ook geen bal.’ Door te bouwen ‘wordt de theorie onderstreept en krijgt deze ernst’, zegt Maas.

Maas zorgt dat hij het denken over architectuur niet verwaarloost. Met enige regelmaat komen er uit de Schiehaven virtuele projecten als Metacity/Datatown (onderzoek hoe een hypothetische stad van vierhonderd bij vierhonderd kilometer met vier keer de dichtheid van Nederland zelfvoorziend zou kunnen zijn) en Pig City, waarbij de complete varkensstapel in Nederland verticaal wordt gehuisvest. En dat denken levert werk op. Japanners zagen Pig City, en verruilden varkens voor vis. De grote visconsumptie noopt Japanners tot het bouwen van viskwekerijen. En gebrek aan oppervlak vraagt om stapeling. Dus binnenkort eet je in een sushibar in Tokio zalm van twintig hoog. Met dank aan MVRDV.

Blijkt uit al die concepten, net als bij het Expo-paviljoen, waarbij natuur en cultuurlandschap vrolijk in etages worden geordend, een obsessie met de dichtheid van de samenleving? En is dat typisch Nederlands? ‘Nee’, zegt Maas. ‘In Japan, Hong Kong en Sao Paulo is de strijd om vierkante meters nog veel heftiger.’ Dichtheid heeft bovendien niet alleen te maken met steden. ‘De hoogste grondprijs in Europa betaal je in Toscane. Dichtheid heeft te maken met schaarste. De top van de Mont Blanc heeft zomers een grotere dichtheid dan Amsterdam.’ Het is een probleem dat de komende jaren nog veel meer zal opspelen, vermoedt Maas. ‘Nederland denkt dat het een ventiel heeft, in de gedaante van Europa. Maar het is in Europa krapper dan we denken.’

Droom

mvrdv_8Het is de droom van een architectenbureau om zelf opdrachtgevers te kiezen, in plaats van de opdrachtgevers jou. Soms kan MVRDV dat, zegt Maas. ‘Ik was heel trots toen ik een paar jaar geleden merkte dat ik zelf kenbaar kon maken wat ik belangrijk vond. En dat op grond daarvan mensen op je afkomen. Dat is een fantastisch gevoel. Ik gun het iedereen.’

Natuurlijk is MVRDV in 2001 met 55 medewerkers een ander bureau dan MVRDV in 1992, met drie. ‘Maar omvang zegt niets. Dat heb ik wel geleerd van Rem, dat een architectenbureau conjunctuurgevoelig is. Zo kun je het werk niet aan, zo ben je failliet. Dat heeft mijn generatie ook wel geleerd. De nuchterheid. Dat je ondanks je succes gewoon ook met je kinderen op pad moet kunnen of op wereldreis moet kunnen gaan. Je moet jezelf niet overschatten.’

Het succes draagt ook een gevaar in zich. Wie kan dezelfde ideeënrijkdom en kwaliteit leveren als hij op achttien plaatsen in de wereld tegelijk aan het bouwen is? ‘Ik wil me niet verliezen in bouwen alleen’, zegt Maas. ‘Het risico bestaat dat je gebouwen in herhaling vervallen. Maar een goede ”wip” tussen theorie en praktijk geeft beweeglijkheid aan je werk. Een van de methodes om in beweging te blijven, is lesgeven.’ Dat doet hij in Nederland, maar hij is ook gevraagd voor een gasthoogleraarschap in Yale.

Voor Maas geeft de combinatie van theorie en praktijk ‘een directheid tussen bouwen en gedachten.’ Dat verband kan hem niet rechtstreeks genoeg zijn. ‘Het is volgens mij zinvol als een gebouw een vehikel voor een gedachte wordt. En bovendien moet je niet alles in één gebouw willen stoppen, maar een oeuvre ontwikkelen om uit te dragen wat je wilt zeggen.’ Het heeft ook nadelen. ‘Soms is de architectuur misschien iets te schematisch. Je moet voldoende ideeên en lading in een gebouw stoppen om dit schematische voor een aantal jaren zeggingskracht te geven.’

In het werk van MVRDV lijkt esthetiek nauwelijks een rol te spelen. Soms lijkt het alsof ze ermee willen koketteren, en opzettelijk een gemakkelijke schoonheid vermijden. ‘Esthetiek staat ten dienste van de boodschap die een gebouw uitdraagt. Soms heeft een gebouw de noodzaak om te imponeren. Of je maakt iets dat verleidelijk is of shockerend, of in elk geval een appèl op de zinnen doet.’

Esthetiek is voor Maas een manier om een boodschap over te brengen. ‘Een gebouw kan een elegante of een brute bijdrage zijn aan een probleem.’ Een zekere Amsterdamse ‘zelfingenomenheid’ dreef MVRDV ertoe een oranje huisje te bouwen. ‘Om een andere schoonheid te laten zien’. (MVRDV ontwierp voor studio Thonik een gebouw midden in een Amsterdams woonblok dat zo knaloranje is dat het zeker de helft van de buurt op de kast heeft gejaagd).

‘Wat op de ene plek niet mag, is op de andere een redmiddel. We maken nu huizen in de Vinexwijk Ypenburg, fosforgroen en fluorescerend blauw. En ze zijn als eerste verkocht.’

Maas is niet bang dat de belangstelling voor Nederlandse architecten over zijn hoogtepunt heen is, dat de luchtbel zijn maximale omvang heeft bereikt, zoals de architectuurcriticus Bart Lootsma suggereert. ‘In andere landen wordt wel eens gezegd dat hier een avondlandcultuur heerst, dat hypermodernisme en supermodernisme een eindpunt zijn. Ik weet het niet. Ik denk ook niet dat het zo typisch Nederlands is, wat deze generatie architecten doet.

MVRDV is groot geworden met afwijkende ideeën, maar dreigt de kracht van de tegendraadsheid niet te worden geabsorbeerd? Wordt Maas c.s. niet steeds meer omarmd door het establishment? ‘Zo lang NRC Handelsblad een stuk over een gebouw van ons begint met ”MVRDV slaat weer toe”, denk ik dat het wel meevalt. Ik denk dat we wel meer aan kritiek bloot staan. Als je groter wordt, dreig je boven het maaiveld te komen. Er is in Nederland een groot mopperend vermogen, dat als je niet oppast er voor zorgt dat je nooit tot heroïeke daden kunt komen.’

En over heroische daden gesproken.

‘Ik had wel een nieuw Rijksmuseum willen bouwen.’

preload preload preload