De club van Superdutch

De architecten van MVRDV groeiden in de jaren negentig uit tot vaandeldragers van ‘Superdutch’. Nu ligt er een jubileumboek dat tot voorbeeld kan strekken voor jonge architecten. Hoe moeilijk de markt ook is.

SILODAM_MVRDV

Silodam, 2002, foto Rory Hyde

Een van de grootste succesverhalen van de architectuurgolf die twintig jaar geleden Nederland overspoelde en later – terecht of onterecht – Superdutch is gedoopt, is dat van het bureau MVRDV. Nu jonge architecten massaal werkloos worden en de Nederlandse wave verleden tijd is, is het inzichtelijk om in het jubileumboek MVRDV Buildings terug te lezen hoezeer de opkomst van een generatie ontwerpers vorm kreeg.

1993 was het jaar dat Winy Maas (M), Jacob van Rijs (VR) en Nathalie de Vries (DV) een eigen bureau begonnen. Het was ook het jaar dat het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) opende in Rotterdam. Twee ontwikkelingen die los van elkaar een signaal gaven dat het vak van architect aan het schuiven was: de architect werd steeds meer een auteur, een onderzoeker en een strateeg. Er mocht weer groot worden gedacht, nadat in de democratische jaren zeventig de architect zich klein en dienstbaar moest maken.

Tegelijk werden de opdrachtgevers steeds gevoeliger voor de identiteit van de gebouwde omgeving: De Kunsthal in Rotterdam (OMA, 1992) moest niet alleen tentoonstellingen huisvesten, maar moest zelf een tentoonstelling zijn. Nieuwbouwwijken dienden bevrijd te worden van hun bloemkool-imago en moderniteit en diversiteit uitstralen. En natuurlijk was er het ultieme icoongebouw uit de jaren negentig: het Guggenheim-museum van Frank Gehry dat de failliete Spaanse industriestad Bilbao nieuw leven inblies.

Maar de aller-allerbelangrijkste factor waardoor Superdutch kon uitgroeien tot een internationaal gewaardeerde beweging, was totaal prozaïsch. Nederland was rijk in de jaren negentig. Er was geld en er was een overheid die veel jonge architecten een kans gaf zich te ontwikkelen. Het was een decennium waarin het veel makkelijker was om scherp aan de wind te zeilen, zowel financieel als met nieuwe vormen en oplossingen.

In de context van die rijke jaren negentig begonnen de architecten van MVRDV met bijna niets. Maas en Van Rijs kwamen beiden bij OMA vandaan, het bureau van Rem Koolhaas, en hadden nauwelijks iets gebouwd. Kort na de oprichting van hun bureau, gebeurde er iets dat nu ondenkbaar zou zijn. De eerste opdracht van MVRDV was een grote: tienduizend meter kantooroppervlak voor een Nederlandse omroep, Villa VPRO in Hilversum.

VIlla_VPRO_MVRDV

Villa VPRO, 1997

Of de anekdote klopt, laten de schrijvers, IIka en Andreas Ruby van het boek MVRDV Buildings in het midden. Hij is ook te mooi om stuk te checken. Toen de opdrachtgevers van de VPRO op bezoek kwamen bij de architecten, moest MVRDV een kantoor ‘lenen’. Ze hadden nog niets representatiefs. Vrienden figureerden als hardwerkend personeel aan de bureaus om vertrouwen te wekken bij de klant. De rest is geschiedenis.

‘Villa VPRO’, beter bekend als het gebouw van Nederland 3 (ook de VARA en de NTR zetelen er), is opgeleverd in 1997. Het is en was omstreden, het is een duidelijk statement over een nieuwe manier van werken. Ruimtes en verdiepingen lopen vloeiend in elkaar over. Scheidingswanden zijn vrijwel afwezig. Alles is beton, geen franje. Het is een concept dat een logische plaats inneemt in het oeuvre van MVRDV, waarbij provocatie en radicale oplossingen nooit ver weg zijn.

Die eigenzinnigheid van het bureau hoort bij de Nederlandse architectuur van die tijd. Eigenzinnig omdat ze ver durfden te gaan in hun conceptuele aanpak. Termen als mooi en lelijk hadden afgedaan. De vorm viel samen met de oplossing, zoals bij WoZoCo (1997) in Amsterdam. Omdat het beschikbare kavel te klein was voor honderd ouderen-appartementen, liet MVRDV sommige kamers op hoger gelegen etages bizar ver naar buiten steken, een beeld dat sterk op het netvlies blijft hangen.

Het is een vermetel gebouw. En hoewel je de invloed van Rem Koolhaas niet mag overdrijven, heeft de oprichter van OMA wel een zwaar stempel gedrukt op de generatie architecten die in die jaren opkwam. Koolhaas (1944) introduceerde in de jaren tachtig een soort onverschrokken discours in de architectuur. Hij had geen aarzeling om groot te denken.

De architect groeide in die tijd uit tot een regisseur en visionair waker over de uiteenlopende belangen – van esthetiek, brandweervoorschriften tot en met de identiteit van de opdrachtgever – die met bouwen zijn gemoeid. Hij was de spil in een complex proces, waarbij het net zo goed ging over de verleiding van het woord als om praktische zaken.

Verleiden is de sleutel. De architect moet zijn opdrachtgever meenemen in een visie over ruimte, met de beperkte hulpmiddelen tekst, tekening en maquette. MVRDV verstaat de kunst om het concept van een gebouw terug te brengen tot een simpel en radicaal grafisch beeld. Makkelijk leesbaar, je begrijpt in een keer de bedoeling.

Expo_MVRDV_Hannover_2000

Paviljoen voor de Expo in Hannover, 2000

Het beste voorbeeld is het paviljoen van de Wereldexpo 2000 in Hannover. Het bouwwerk verbeeldt het landschap van Nederland, gestapeld als flat. Onze worsteling met gebrek aan ruimte en het artificiële landschap. Zes verdiepingen, bomen, polders en windmolens op elkaar gezet, zonder het mooier te maken dan het is. Behaagziek is MVRDV nooit geweest.

Het was een instanthit bij het publiek. Er kwamen 2,5 miljoen bezoekers naartoe. ‘In tegenstelling tot alle andere paviljoens’, zei toenmalige rijksbouwmeester Wytze Patijn, ‘was de Nederlandse bijdrage aan de wereldtentoonstelling geen showcase van producten, maar van het landschap en van Nederland zelf.’ Door dat paviljoen kreeg MVRDV bij jonge architecten een bijna Nirvana-achtige heldenstatus.

In MVRDV Buildings is het paviljoen terug te zien. Het was bedoeld als tijdelijk gebouw, maar is nooit afgebroken. Er is geen geld voor onderhoud. Het is een melancholieke ruïne van het jaren negentig-denken. Dat maakt Buildings ook een weemoedig boek: das war einmal. Nederland was het hotste architectuurland ter wereld, er was werk en er was een verlichte overheid die als opdrachtgever zijn nek durfde uit te steken.

Buildings is voor MVRDV-begrippen een aards boek. Alleen het gebouwde oeuvre komt er in voor (slechts een fractie van de 550 MVRDV-ontwerpen is uitgevoerd). De projecten worden opnieuw bezocht en gefotografeerd zoals ze er vandaag uitzien. Het wordt niet mooier gemaakt dan het is. De architect is weg, de bewoners de baas.

Zoals in ‘Villa VPRO’. Het grappige aan dit gebouw is dat er veel op wordt gemopperd, maar het is op de foto’s ontroerend te zien hoe het interieur in bezit is genomen door het personeel. Overal liggen Perzische tapijtjes en staan zelfgemaakte afscheidingselementen. Als je iemand van de VPRO spreekt, hoor je vaak een mengeling van ergernis en trots over dat gebouw, waar geen tweede van bestaat.

Die trots zit ook bij de bewoners van de Silodam (2002), een visueel sterk en kleurig appartementencomplex in Amsterdam, waar achttien bewonerscomités actief zijn. Daarvan is er eentje die uitsluitend het beheer doet van de feltintige tapijten in de gang. Dan hou je van je gebouw.

Maar er zitten ook hele harde en bijna onbegrijpelijke gebouwen tussen. Drie portiersloges voor Park de Hoge Veluwe (1996), gemaakt van cortenstaal: een betonnen fort ziet er knusser uit. En ook de Effenaar (2005), een popcentrum Eindhoven, heeft van buiten een zwaarte waar je niet automatisch van gaat dansen.

Het boek roept de vraag op: wat is de erfenis van die rijke tijd? Zeker nu het geld op is en allang weer een ander land de hipste van de klas is. De manier waarop MVRDV groot is geworden, dat kunstje is niet herhaalbaar. MVRDV zelf is een succesvol bureau gebleken, ook omdat ze vandaag de dag hun werk niet alleen uit Nederland hoeven te halen. Voor jonge architecten is het uiterst lastig om werk te vinden. En de overheid laat de architectuur over aan de markt, waardoor bezield opdrachtgeverschap een schaars goed is.

En dan valt je oog op een woonhuis (2000) op Borneo Sporenburg in Amsterdam. Hier wilde MVRDV afrekenen met het gegeven dat in rijtjeshuizen het licht alleen op de smalle kanten invalt, de kop en kont. Terwijl de lange zijde tegen de buurmuur aan staat en lichtloos blijft.

MVRDV heeft een kavel van vijf meter breed en zestien meter diep doorsneden in de lengterichting. Er is een huis neergezet met een breedte van 2,50 meter. Zo krijg je een smalle patio (op het zuiden) en lichtval over de hele zestien meter van de panddiepte. Briljant gedacht, maar de vraag is, woont het lekker op 2.50 meter breed?

Dat is kenmerkend voor het MVRDV-denken: de oplossing is zo radicaal dat hij nauwelijks voor herhaling vatbaar is. Je kunt het afdoen als een interessante denkoefening. Aan de andere kant kun je er blij van worden. Het is niet alleen bedacht, er is ook een opdrachtgever geweest die ze hebben weten mee te nemen en, het stoerste van alles, het is gebouwd. Dat is een groot goed.

BOB WITMAN (afgedrukt in de Volkskrant, 9 oktober 2013)
MVRDV Buildings, redactie IIka en Andreas Ruby, nai010 Publishers, 978-94-6208-012-6, € 65
preload preload preload