OMA’s lieveling


Architect Rem Koolhaas levert wereldwijd het ene megaproject na het andere af. Toch komen ze, zegt hij, tot stand ‘met een aarzeling’. 22 Oktober kreeg hij de prestigieuze Johannes Vermeerprijs.

Rem Koolhaas

Foto Dominik Gigler

‘Iedereen denkt maar dat ik overal wat van vind’, zegt Rem Koolhaas. ‘Maar dat is helemaal niet zo.’ Veel van zijn werk bevat een aarzeling. Neem zijn nieuwste schepping, De Rotterdam, het grootste gebouw van Nederland. Dat is ontworpen op basis van twijfel. ‘Door de instabiele markt moet dit gebouw zich kunnen aanpassen, van functie kunnen veranderen. Het heeft een gevel die je op verschillende manieren kunt benaderen als je komt aanlopen over de Erasmusbrug. Je kunt het niet op één manier lezen. Het is gemaakt met een aarzeling.’

Het is de paradox van Rem Koolhaas: een 150 meter hoge kolos van glas en staal bouwen op de Kop van Zuid, vergeleken waarbij de buurmanwolkenkrabbers van Norman Foster, Renzo Piano en Alvaro Siza opeens schriele torentjes zijn, en dan zeggen dat het voortkomt uit aarzeling.

Rem Koolhaas (68) heeft meer tegenstellingen in petto. Dat komt: er zijn meerdere Koolhazen in omloop. Zo is er de mythische Koolhaas, de man die generaties architecten heeft beïnvloed met zijn polemische statements over bigness, dirty realism en junkspace. (zie het Het kleine Rem Koolhaas woordenboek hierboven) Er is een praktische Koolhaas, die een groot architectenbureau leidt en de wereld overvliegt om opdrachten binnen te halen. Er is een ongeduldige Koolhaas, die uit zijn slof schiet als het niet gaat zoals hij wil. Er is een leergierige Koolhaas, die rustig vijf jaar studeert op het Japanse metabolisme uit de jaren zestig. En er is een Koolhaas die zichzelf beschermt tegen al die mensen – journalisten bijvoorbeeld – die verlangen dat hij over alles zijn mening geeft.

‘Ik heb voor dat laatste een heel eenvoudige strategie ontwikkeld: geen antwoord geven en doen alsof ik geen mening heb over veel zaken.’ Stoort het hem dat iedereen naar hem kijkt als was hij een soort orakel? ‘Dat is aan de ene kant een last, aan de andere kant een incentive om verder te gaan. Ik probeer slimmer te zijn dan iedereen dacht dat ik was.’

Koolhaas is een architect die nooit werkt vanuit een status quo. Wat hem interesseert, is wat beweegt, wat verandert in de wereld. Hij deed onderzoek naar shopping (zie pagina 4), toen de rest van de architectuurwereld daar zijn neus voor ophaalde. Terwijl iedereen een iconisch museum wilde bouwen, reisde hij naar de Afrikaanse megacity Lagos om logica in de ongeplande stedenbouw te zoeken. Hij is 68, maar zijn nieuwsgierigheid is nog net zo groot als toen hij midden jaren zeventig naar Amerika reisde om zijn veelgeprezen lofzang over de grote stad te schrijven: Delirious New York, wat zijn doorbraak betekende in de architectuur.

Wat is zijn definitie van architectuur? ‘Uiteindelijk is een van de interessante dingen van de architectuur ook een van de domme dingen van de architectuur’, zegt Koolhaas in Amsterdam, de stad waar hij woont. ‘Een architect wordt per definitie gevraagd dingen te veranderen. Dat is uiteindelijk het eigenaardige specialisme dat je ontwikkelt: verstand van veranderen.’ En ja, daar zit iets doms aan, want veranderingen betekenen niet automatisch verbeteringen. ‘Van dat risico ben ik me zeer bewust.’

Zijn bureau OMA telt zes partners en 350 medewerkers. Er zijn vestigingen in New York, Peking en Hongkong. De projecten die ze onder handen hebben, zijn van een enorme schaal. De Shenzhen Stock Exchange, 250 meter hoog, is net opgeleverd, in Taipei verrijst een gigantisch theatercomplex, in Qatar ontwikkelen ze een stad en vliegveld ineen. En er is De Rotterdam: 160 duizend vierkante meter groot, een ‘verticale stad’, die in november open gaat.

En of zijn agenda nog niet moordend genoeg is, is hij volgend jaar directeur van de grootste architectuurtentoonstelling ter wereld: de Biënnale in Venetië. Komende maandag ontvangt Koolhaas de prestigieuze Johannes Vermeerprijs vanwege ‘de tomeloze energie waarmee hij met zijn bureau OMA blijft zoeken naar nieuwe mogelijkheden om de gebouwde wereld vorm te geven’, aldus de jury.

Kun je ‘tomeloze’ energie vasthouden als je werkt aan tientallen mega-projecten en een paar honderd mensen moet leiden? Koolhaas: ‘Ik heb nog altijd voldoende vrijheid. Er is een stevige organisatie, het werk is over de partners verdeeld.’

De_Rotterdam

De Rotterdam

Zeker, er is stress, erkent hij. Het is spannend, maar vooral inspirerend. ‘Ik lig weleens wakker. Soms kan het onverwacht heel complex worden. In de architectuur weet je nooit uit welke hoek het probleem komt. Het vergt een staat van permanente improvisatie.’

Een van zijn manieren om scherp te blijven, is schrijven. Hij begon ooit als journalist bij de Haagse Post, en dat schrijven is nooit gestopt. ‘Dat is de essentie van OMA. Dat we niet alleen bouwen, maar ook zelf vragen stellen.’ Hij begon een separate eigen denktank, AMO, die zich werpt op de identiteit van Europa, of een roadmap voor een continent met lage CO2-uitstoot. ‘Dat schrijven en onderzoeken hoort ook bij mij.’ Om dingen te testen, te begrijpen en heel precies te kijken. En om te leren van het verleden. Want ‘in onze zucht naar vernieuwing springen we vaak slordig om met de geschiedenis.’ Alsof er vroeger maar wat werd aangeknoeid. Of we stellen het verleden voor als een sequentie van momentopnames: de ‘kritiese’ jaren zeventig, de schrale jaren tachtig, de hippe jaren negentig. ‘Dat klopt natuurlijk niet. De geschiedenis is een doorlopend groeisel vol met nuances die niet passen in de clichébeelden die we ervan maken.’

OMA was al wereldberoemd buiten Nederland. Nu doet het bureau ook veel in het thuisland. Er komt een hoofdkwartier voor modemerk G-Star in Amsterdam (bijna af). In Rotterdam – waar ook Koolhaas’ Kunsthal (1992) staat – bouwt OMA het nieuwe stadskantoor. Met De Rotterdam heeft hij al een flinke stempel op de stad gedrukt: de Wilhelminapier wordt tegenwoordig wel Rem-eiland genoemd.

Hij is ‘ongelooflijk gelukkig met dat gebouw’. Jazeker, het is ‘enorm groot. Maar door zijn proporties en de relaties met zijn plaats, de manier waarop je erop aanloopt, is het zeer verfijnd.’ Hij zwijgt. ‘Ik vind het vreselijk om mijn eigen werk te beoordelen.’

Shenzhen_stock_exchange

Shenzhen Stock Exchange

Of hij wil of niet, zijn invloed op de architectuur is heel groot. Eerst als denker en opstoker. Nu als bouwend en onderzoekend architect. Zijn CCTV, een dubbele, geschakelde toren voor de Chinese staatstelevisie in Peking, is omschreven als geniaal, maar ook als verwerpelijk. Dat laatste vooral omdat de opdrachtgever de niet-zo-mensenrechtenvriendelijke Chinese overheid is. Kunnen politiek en architectuur te dicht bij elkaar komen?

‘Europa heeft de grote fout gemaakt zijn staatsvorm als enig respectabele te verklaren. Daardoor zijn we voortdurend oordelend bezig. Ik heb ervoor gekozen te participeren. Dat is natuurlijk ook een soort oordeel.’

Hoewel een groot deel van zijn werkgebied in Azië en het Midden-Oosten ligt, gelooft hij in Europa. ‘Europa is heel dynamisch; jammer dat iedereen wat nu gebeurt puur en alleen als een crisis ziet, in plaats van als een creatief proces.’ Is de crisis dan een kans? ‘Dat is te simpel. Er zijn heel veel mensen die het moeilijk hebben, maar het werk is niet per se minder, het komt alleen minder makkelijk naar je toe.’

Het probleem van Europa is die gemakzucht. ‘Het is crisis en waar heeft het Westen het over? Over spionage en wellness.’ Diepe zucht. ‘Ken je het Conservatorium Hotel in Amsterdam?’ Nog een veelbetekenende pauze. Is het walgelijk, die Design Spa daar; bedoelt hij dat? ‘Nee, walgelijk bedoel ik niet. Ik ga er zelf ook weleens zwemmen. Waar het mij om gaat: er is een hele generatie die alleen maar uit is op comfort. Ik gun het iedereen, maar ik vind het niet de meest energieke manier om op dit moment te bestaan.’

Hij is blij dat hij heeft meegemaakt dat comfort niet vanzelfsprekend was. ‘Ik was kind in Amsterdam toen de oorlog net was afgelopen. Ik zou het kunnen beschrijven als een tragedie, maar ook als een ongelooflijke kans. Dat was het ook, het was spannend, alles was open, je kon alles verwachten, het was volkomen instabiel. Er waren niet eens rooilijnen in Amsterdam.’

CCTV_Tower_OMA

CCTV Tower Beijing

De meeste mensen zijn bang voor verandering; het typeert Koolhaas dat hij er blij van kan worden. ‘Het zou kunnen dat er een periode is gekomen waarin je met wat je hebt gestudeerd, niet je hele leven kunt vullen. Het idee van één roeping wordt steeds minder relevant. Althans, als ik kijk naar de generatie van mijn kinderen. Voor hen is het idee verouderd dat je met één talent je hele leven doorkomt.’

Critici vinden hem vaak te cynisch en zijn teleurgesteld in zijn acceptatie van de overwinning van de commercie op de utopie, aldus Archipedia, de architectuurversie van Wikipedia. ‘Dat vind ik een verbluffend staaltje kortzichtigheid’, zegt hij met onverholen irritatie. ‘Dat je, als je naar mijn werk kijkt, denkt dat het kapitalisme heeft getriomfeerd.’

Het is een groot misverstand dat Koolhaas de fenomenen die hij bestudeert ook propageert. ‘Mijn boek over shopping schreef ik toen niemand in de architectuurwereld erin was geïnteresseerd. Dat leest echt niet als een lofzang op de apotheose van de markt. Je zou er pessimistisch van kunnen worden dat je desondanks wordt geïdentificeerd met iemand die voor kapitalisme is gezwicht.’

De anekdote doet de ronde dat hij, tijdens een bezoek aan het succesvolle Deense bureau BIG – van zijn tovenaarsleerling Bjarke Ingels – kijkend naar de maquettes van zwierige torens en hippe bouwblokken zei: ‘Architecture shouldn’t be this happy.’ Grijns. ‘Dat kan ik heel goed hebben gezegd.’ Wordt er dan nooit gelachen bij OMA? ‘We zijn serieus, maar niet bloedserieus. Humor is noodzakelijk. Maar ik ben er nooit van uitgegaan dat dingen makkelijk zijn.’

Zijn gebouwen zijn niet om je aan te vergapen, ze moeten issues oplossen. Problemen op het gebied van energie, stedenbouw, logistiek, sociale kwesties of zelfs politiek. Zo heeft hij over het gebouw voor de CCTV gezegd dat hij wenst dat de opengewerkte dubbele toren tot meer openheid in de Chinese samenleving zal leiden.

Maar, erkent Koolhaas, elke opdracht heeft een maximum aan wat je kunt bereiken als architect. ‘Een ontwikkelaar heeft nu eenmaal een economische drijfveer. Dat zie je bij De Rotterdam. Bij publieke gebouwen, zoals het Stadskantoor, is het per definitie genereuzer. Daar hoef ik geen winkels op de begane grond te plannen.’

Wat hem op dit moment het meest interesseert, is ‘het werken in omstandigheden en in gebieden waar drastische veranderingen aan de gang zijn’. De plekken waar dat gebeurt, vind je eerder in Qatar of China, dan in Europa.

‘In Europa spelen andere vragen. Hier gaat het over erfgoed. De relatie van erfgoed met toerisme, met modernisme en met preservatie. Hoe je erfgoed bewaakt en toch vooruitkomt.’ Kijkend naar Europa kun je vaststellen dat er voor de crisis toesloeg sprake is geweest van een bubbel, een golf aan iconische gebouwen en veel optimisme. ‘De architectuur is veranderd in de jaren negentig. Zij ging zich minder introvert gedragen. Dat was prima. Maar dat had ook een keerzijde.’

Dat was de hype, het Bilbao-effect, genoemd naar het Spaanse stadje waar Frank Gehry in 1997 een museum neerzette. Het leidde volgens Koolhaas tot idiote taferelen: ‘Toen ik een prijsvraag deed voor een museum in Rome, zei de directeur: ik wil een gebouw dat voor Rome doet wat Gehry voor Bilbao heeft gedaan. Mfmpf. Rome gebruikt Bilbao als voorbeeld? Dan denk je, gekte.’

De tragiek van Europa is dat er in de jaren negentig een architectuur-boom is geweest, maar dat tegelijkertijd de staat als opdrachtgever zich steeds meer terugtrekt. ‘Het arsenaal en het vocabulaire van de architectuur werden steeds belangrijker en groter, maar de invloed van de overheid en haar ambities werden gereduceerd. Dat is een wringende beweging.’ Wat hem somber maakt, is dat ‘je niet het gevoel hebt dat er echt iets aan wordt gedaan. Dat ondanks de crisis het spel gewoon door dezelfde acteurs wordt voortgezet. Dat vind ik jammer.’

Auteurs: Bob Witman en Kirsten Hannema, gepubliceerd in de Volkskrant, 18 oktober 2013. Op 22 oktober heeft Koolhaas de Johannes Vermeerprijs ontvangen.


preload preload preload