Steeds meer bewoners per vierkante meter stad
Door Hilde de Haan en Bob Witman/de Volkskrant/10 april 2009
AMSTERDAM
Hoeveel bewoners kun je kwijt op een vierkante meter stad? Zonder dat ze elkaar de hersens inslaan. Met het project Westerdokseiland dat nu wordt opgeleverd, heeft Amsterdam zijn sterkste staaltje verdichte stedenbouw uit de geschiedenis neergezet. Met 175 tot 300 woningen per hectare is de nieuwbouw aan het IJ waarschijnlijk het dichtst bebouwde stukje Nederland.
Westerdok is een compacte wijk van 940 woningen, 900 inpandige parkeerplaatsen, 7000 vierkante meter kantoor, 1800 vierkante meter kunstenaarsateliers en 850 vierkante meter crèche op drie hectare grond. Als je het totale woonoppervlak omslaat naar een villawijk, er tuintjes omheen fantaseert en wegen en parkeerplaatsen aanlegt, heb je al snel een flink stuk van het Gooi volgebouwd.
Westerdok overtreft in dichtheid alle andere nieuwbouw, zelfs die van de krappe wijken uit het einde van de 19de eeuw. Dat is niet zomaar. De stad is in trek. Hoe vol het er ook is. Hoe weinig eigen buitenruimte er ook beschikbaar is. Volgens demografen woont nu al ruim de helft van de Nederlandse bevolking in de stad en stijgt dat aantal tot 75 procent over vier decennia.
De stad heeft weinig keus: ze moet wel groeien. En aangezien het volbouwen van het ommeland onwenselijk is, moet de moderne stad verdichten, zoals stedenbouwkundigen dat noemen. Den Haag verdicht, Utrecht verdicht, maar Amsterdam lijkt het verst gevorderd met verdichtingsexperimenten. Hier is de druk op de woningmarkt het grootst en is de grond het duurst.
Zwebo
In Amsterdams eigen variant op een Vinexlocatie, IJburg, zijn op een mooie lentemiddag de vruchten van het compacte bouwen overdonderend te ervaren. Op dit kunstmatige eiland in het IJ, zeven kilometer van het stadshart verwijderd, zie je welk wonder een grote woningdichtheid verricht. Waar de gemiddelde Vinexwijk 25 tot 35 woningen per hectare telt, is op IJburg voor ruim het dubbele gekozen. Dat is nog altijd de helft minder dan oude Amsterdamse stadswijken als De Pijp en De Baarsjes, maar aanzienlijk meer dan, bijvoorbeeld, Buitenveldert en Oud-Zuid. Dat voel je, zelfs al is de wijk nog lang niet af en stagneert de bouw.
In niets lijkt IJburg op de (wat architectuur betreft) brave uitbreidingswijken zoals ze overal in het land zijn te zien, met voornamelijk eengezinswoningen waar architecten per blok of straat een uitbundig eigen stempel op de gevels zetten. De entree van IJburg is een brede avenue, met een trambaan, waarnaast aan weerszijden kloeke blokken (tot wel tien lagen hoog) staan. Daarachter liggen aangename pleinen, stegen en hoven. De bebouwing oogt streng, daken en gevels zijn plat en recht. Maar deze opzet, gekoppeld aan beperkte architectonische vrijheid, kan wel tot bijzondere projecten leiden.
Dat toont een recent gerealiseerd blok aan de Bert Haanstrakade, van het Rotterdamse bureau DKV architecten – een van de projecten die is genomineerd voor de Amsterdamse Architectuur Prijs de Gouden A.A.P.. De plek is lastig. Het is een smalle strook tussen het IJ en een binnengracht, waar ruim tweehonderd woningen moesten komen. De opgave bracht de architecten op een lumineus idee: zwebo’s (de term is van DKV), ofwel zwevende eengezinsbovenwoningen.
Dat zweven is natuurlijk deels nep: een woonblok staat op hoge palen. Maar aan de voordelen doet dat niets af. De begane grond blijft onbebouwd, het hof is open naar het zuiden en lekker zonnig. Bovendien grenst de zwebo direct aan de gracht, waarlangs een brede podiumtrap, naast een café-restaurant, een uitgelezen hangplek biedt.
Crystal Court
Zwevend wonen zie je in de stad op verschillende plekken terugkomen als de oplossing om te verdichten en tegelijk de grondvlakken open te houden. Architect Bart Mistelblom Beyer van het bureau Tangram zegt: ‘Het is niet de hoeveelheid ruimte die een stad prettig bewoonbaar maakt, maar de manier waarop die ruimte is vormgegeven. Het gaat erom dat er een harmonisch samenspel ontstaat van Ma – het Japanse woord voor betekenisvolle leegte – en alles wat gebouwd is: Massa.’
Dit architectenlingo betekent: je hebt bouwvolume nodig om mooie ruimtes te kunnen creëren. Dat is ook precies wat Tangrams jongste schepping doet. Crystal Court staat in Amsterdam Buitenveldert – een wijk die in de jaren zestig volgens het principe van licht, lucht en ruimte is opgezet. Tangram ontwierp naast het winkelcentrum Gelderlandplein, op het randje van het Gysbrecht van Aemstelpark, een bouwwerk dat deels acht lagen telt, met veertig luxueuze woningen.
In aanvang leek bouwen hier ontoelaatbaar, omdat dat het zicht op het park blokkeert. Tangram besloot om die reden, eigenlijk net als DKV op IJburg, een deel van de woningen te laten zweven. Op de rechthoekige bouwkavel staan vier woonblokken zodanig dat het grondplan zo weinig mogelijk oppervlak inneemt. De bouwblokken worden naar boven toe steeds breder en vergroeien daar. Het effect ervan is een sculpturaal geheel, oneerbiedig gezegd: een apenrots, bijeengehouden door een glazen hof.
Het mooiste is: elke woning is eigenlijk een vrijstaande bungalow met aan alle kanten ramen, en uitzicht over het park. En zoals in IJburg de zwebo’s van DKV een anders gesloten binnenhof openlieten, zo heeft hier het stapelen van de bungalows geleid tot grote openheid en een veelvoud aan doorzichten – ‘betekenisvolle ruimte’ dus die vanaf loopbruggen, terrassen en waranda’s in volle rijkdom is te ervaren.
Woonhuizen van dergelijke grootte, in deze luxueuze prijsklasse van tenminste een miljoen euro, worden elders in het land wel gebouwd met een woondichtheid van 7 per hectare. Hier is, omgerekend, de grootsteedse dichtheid van 175 woningen per hectare bereikt – en dat bij woningen van 200 m2 (het dubbele van een gemiddeld huis).
Dit soort projecten laat zien dat verdichting niet alleen is afgedwongen door schaarste. Het getuigt ook van zelfvertrouwen, herwonnen geloof in de stad. Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar minder dan een halve eeuw geleden werd dezelfde Amsterdamse binnenstad, waar de huizenprijzen nu torenhoog zijn, door zijn inwoners massaal verlaten. Hutje mutje op elkaar wonen was uit, mensen verkozen (suburbane) woonwijken met licht, lucht, ruimte. De oude stad heeft echter veerkracht getoond – en is er vitaler uitgekomen; aantrekkelijker dan ooit.
Westerdok
Die stedelijke vitaliteit zit er vooral in hoe Amsterdam nu nieuwbouw pleegt langs alle oevers en de haveneilanden van het IJ. Vrijstaande woontorens zijn hier niet. ‘Om geen breuk te maken met de historische stad’, zegt Toine van Goethem, stedenbouwkundige bij projectbureau zuidelijke IJ-oevers. ‘Het grote idee is de oude stad door te bouwen tot het IJ.’ Het aantal woningen per hectare is niettemin reusachtig. En echt stedelijk want, heel belangrijk: ‘Stedelijk is voor Amsterdam altijd een mix van functies: wonen, werken, parkeren, cultuur, horeca’, zegt Van Goethem.
Het nieuwe Westerdokseiland gaat in deze ontwikkeling het verst, wat ook door de locatie komt, slechts achthonderd meter verwijderd van het drukste openbaar vervoersknooppunt van Nederland: het Centraal Station. Dat bracht een superdicht bebouwde nieuwe stadsbuurt, met fascinerende maar ook zware complexiteit. Hier is duidelijk dat de grenzen van de verdichting worden bereikt.
Westerdok bestaat uit vier forse bouwblokken doorsneden door smalle straten. De noordwestpunt heeft een ijzingwekkend scherpe gevelhoek (architectenbureau AWG van Bob van Reeth), à la het Flat Iron Building in New York. Om 940 woningen en ruim 10 duizend vierkante meter niet-woonfuncties in het totale project te krijgen, is gekozen voor een opzet in hoven waarvan de bebouwing langs de randen soms tot torenhoogte is opgetrokken. Zelfs zijn veel binnenhoven bebouwd.
Dat leidt, zo nu en dan, tot indrukwekkende taferelen: ruimtelijk spektakel, waar krachtige bouwwerken mooie doorzichten bieden. Ook hier wordt gezweefd, er zijn woontorens die bovenaan, als een periscoop de hoek omgaan zodat bewoners over de randbebouwing naar het IJ kunnen koekeloeren. Elders is het echter benauwd en dringt zich de vraag op hoeveel hutje mutje mensen kunnen verdragen.
Als één ding hier bevestigd wordt dan is het wel dat vooral het samenspel van gebouwen en ruimte er toe doet. Is de stedelijke ruimte goed geproportioneerd, dan kan de architectuur een potje breken. Maar is de ruimte te benauwd, dan kan ook een goede architect geen redding brengen. Zijn ruimte en architectuur allebei slecht, dan is het hopeloos, zoals de meest zuidelijke hof van het Westerdok laat zien, die voor publiek is afgesloten. Er hangt een briefje: deze court is geen speelterrein. Maar het is onwaarschijnlijk dat een kind hier wil spelen.
Soms is zo hard op de kwaliteit van materiaal bezuinigd om de bouwkosten te drukken, dat de tranen je in de ogen springen. Waarom van die goedkope kunststofplaten tegen de gevels geplakt? Waarom zijn de galerijen met kille metalen roosters afgeschermd? Had de gemeente Amsterdam niet wat geld over om een kinderspeelplaatsje in te plannen? Waarom is er zo’n ongedefinieerd waaiplein op de kop van Westerdok gecreëerd, in plaats van een beschermde centrale ontmoetingsplek?
Anders is het in een noordelijker gelegen hof Westerkaap waar hetzelfde DKV van het blok in IJburg het voor elkaar kreeg dat een geplande woontoren werd geschrapt. Zo’n beslissing kost woningen, maar is een zegen voor de bewoonbaarheid. De hof is licht en aangenaam, een oase tussen de drukte buiten. Publiek is welkom – en er wordt vrolijk gespeeld.