Ondergronds lichtpunt in Den Haag
Twee gebouwen, totaal verschillend in leeftijd, structuur en prestige, maar allebei zeer Haags, geven elkaar een hand onder de grond. De een, het Mauritshuis, een adellijk stadspaleis uit 1644. De ander sociëteit De Witte uit 1932.
Ze zijn met een nieuwe foyer, die 6 meter onder het maaiveld ligt, aan elkaar gekoppeld.
Het oppervlak van het museum met zijn compacte hoogwaardige collectie 17de-eeuwse schilderijen is door de ingreep verdubbeld, maar bovengronds is er nauwelijks verandering te zien. Behalve dan dat het oude Mauritshuis na de restauratie heel fris oogt en het voorplein met zijn monumentale entree in volle glorie is hersteld – de laatste decennia betrad je het museum via de zijkant.
Echter, dat chique bordes is niet de ingang van het nieuwe Mauritshuis. Graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679) heeft nooit gerekend op 250 duizend stuks visite per jaar. De nieuwe ingang zit in de vloer van het voorplein. Er is een ronde glazen liftkoker en trapentree in de hoek van het plein gelegd. Voor Vermeers parelmeisje, te zien op de tweede verdieping van het Mauritshuis, moet je eerst dalen en dan stijgen.
Eigenlijk komen met deze ingreep drie architecten en drie stijlen samen. Jacob van Campen namens het Mauritshuis. Joseph Limburg, de ontwerper van de sociëteit aan Plein 26. En Hans van Heeswijk architecten, die tekende voor de huidige uitbreiding. De eerste is vader van het Hollandse classicisme, de tweede beheerste uitstekend de art deco. En de laatste heeft duidelijk een voorkeur voor een lichte vorm van modernisme.
De opdracht van Van Heeswijk is gedicteerd door krapte en de grote monumentdichtheid van deze plek. Het museum ligt ingeklemd tussen het Binnenhof, de Hofvijver en het straatje Korte Vijverberg, waar doorheen de koning op één dinsdag per jaar in de Gouden Koets het Plein oprijdt.
Dat Van Heeswijk op graafwerkzaamheden uitkwam, lijkt – zeker als je het resultaat ziet – de enige logische optie. Beroemde musea gingen het Mauritshuis voor. Het Louvre in Parijs, maar ook het Rijksmuseum heeft zijn nieuwe toegang in verdieping gezocht.
Maar waar het Rijks zijn eigen binnenhoven kon uitgraven voor een entreegebied, het Louvre een enorme glaspiramide als vide gebruikt voor een ondergronds plein, was het probleem van het Mauritshuis dat de foyer grotelijks onder steen verdwijnt. En ruimtes zonder oriëntatie op daglicht, worden vaak onaangenaam. Daarom heeft de architect in alles geprobeerd die lichttoetreding tot centraal element van zijn ontwerp te maken.
Hans van Heeswijk heeft in Amsterdam de verbouwing van Museum Hermitage (2009) op zijn naam staan. Dat was vooral een grote ‘opruiming’: een gebouw dat driehonderd jaar bejaarden had gehuisvest, geschikt maken voor kunst. Daar ging het om nieuwe structuur, helder organiseren en het gebouw openstellen naar de stad. Maar vooral ook over terughoudendheid, de architect maakt zichzelf deels onzichtbaar in een historisch gebouw.
Die helderheid gecombineerd met introvertie zie je ook duidelijk in de onderdoorgang die Van Heeswijk heeft neergelegd. Het is een corridor van 15 meter breed en 50 meter lang met aan het begin en einde stijgpunten. Als je via de trap onder het plein afdaalt, arriveer je in een verdiepte patio, voor een glazen pui. Zowel hier als op de andere kop treedt rijkelijk daglicht binnen, waardoor je een goed gevoel krijgt waar je bent en waar je heen moet.
De beste vondst zit in het middendeel van de corridor – dat deel van de ondergrondse foyer waar de Korte Vijverberg overheen loopt. Hier moest de architect hoogte inleveren voor de fundering van de straat, maar hij heeft van dit nadeel een voordeel gemaakt.
In het dak, de pleinvloer, maar ook in de opstaande plafondstrook is glas geplaatst. Daarmee is niet alleen in het midden van de foyer een derde daglichtpunt gecreëerd. Het werkt ook geestig – je ziet de broekspijpen van de wandelaars, en je krijgt een gevoel bij welk deel van het complex je bent. Want vanuit je lage standpunt zie je altijd het Mauritshuis of Plein 26. Conceptueel is het natuurlijk ook een vondst. Zoals het Rijks zijn inpandige fietstunnel heeft, zo heeft het Mauritshuis strakjes de Gouden Koets in huis rijden.
De foyer is deels gevuld door een groot slingerend houten meubel voor afwikkeling van informatie en kaartverkoop. De ruimte oogt nergens krap met zijn hoogte van 5 meter. Er is geen ornamentiek of heftige detaillering. Dat zou ook niet lekker voelen zo in de overgang tussen classicisme en art deco.
De verbinding met het oude Mauritshuis, waar de topstukken hangen, is vanuit de ondergrondse foyer gezocht met een lange trap in de zijwand die omhoog leidt naar de centrale hal van het oude huis. Die trap fungeert ook als zichtlijn van nieuw naar oud, waar je boven je hoofd die geweldige trappenpartij van Braziliaans palissander kunt vermoeden. Aan de andere zijde van de foyer, de Pleinkant, bevinden zich de museumwinkel en het restaurant en ga je omhoog naar de nieuwe vleugel. Hier vind je de kantoren, bibliotheek en educatieruimte. Plus op de eerste etage een relatief kleine zaal voor tijdelijke tentoonstellingen, 175 vierkante meter, met een mooi rond raam op de hoek van het gebouw dat uitkijkt over het Plein.
De omvang van de tentoonstellingszaal vormt het minst bevredigende element. Hoewel je begrip kunt opbrengen voor de ondergrondse oplossing, is de hoeveelheid treden in verhouding tot de beloning die je ontvangt in de nieuwbouw mager. Eerst een fikse trap af, die onderdoorgang door en dan twee trappen op voor 175 vierkante meter kijkplezier: het voelt een beetje als een omweg.
Maar dit pluisje ontneemt niet het zicht op de grote winst van deze onderneming. Een modern museum heeft een eigen semi-openbare entreeruimte nodig, waar de overgang van straat naar kunst geleidelijk plaatsvindt, zoals ook bij het Louvre, zoals bij het Rijks. En hoewel de schaal onvergelijkbaar is, is dat hier uitstekend gelukt, vooral dankzij de ingenieuze daglichttoetreding.
Deze foyer met restaurant, boekwinkel, zicht op het oude Mauritshuis, de nieuwe vleugel, maar ook een contact met de straat, is een aangenaam klein Haags museumplein geworden.
Koninklijk Kabinet van Schilderijen Mauritshuis, uitbreiding (6.500 vierkante meter) en renovatie, Hans van Heeswijk architecten, 2009-2014, restauratie architect: Askon Eden Architectuur Bouwkosten totaal: 30 miljoen euro
Dit artikel stond in de Volkskrant van 20 juni 2014, auteur Bob Witman
Special 1: Plein 26
Sinds de oprichting in 1802 heeft Sociëteit De Witte langzaam de hele noordwestzijde van het Plein ingenomen. Eerst was de Sociëteit (voor ‘gezellig verkeer en geoorloofde uithuizigheid’) nog klein behuisd. Maar door de groei van de vereniging, breidde het aantal vierkante meters uit. In de jaren twintig won architect Joseph Limburg (1864-1945) de prijsvraag voor nieuwbouw op Plein 26, waarvan het hoekdeel aan de zuidwestzijde nu via de ondergrondse foyer aan het Mauritshuis is geklonken. De Witte heeft maar kort het hele pand gebruikt. Het werd de laatste jaren verhuurd aan uitgeverij Wolters Kluwer. Tot een van de mooiste art deco-elementen behoort het originele trappenhuis, met een vide van glas-in-lood.
Special 2: De liften
Het is een beschermd monument en dus was de plaatsing van een lift in de centrale hal van het Mauritshuis een heikele operatie. Men koos voor een verzonken lift in het tochtportaal van de hoofdentree. Is de lift op kelderniveau, dan blijft de hal vrij van techniek of andere elementen die aan een lift doen denken. Al wat je ziet, is een glazen kooi om de entree. In de vloer in het portaal loopt een lijn in het marmer die het dak van de lift markeert. De lift komt met marmer en al uit de grond omhoog. De ronde lift van het plein naar de ondergrondse foyer is even bijzonder. Doordat de liftschacht ook fungeert als ‘lantaarn’, die daglicht naar onder de grond brengt, mocht er geen stalen frame komen. De lift glijdt op glazen stabilisatievinnen.
Lees HIER een recensie over het woonhuis van Hans van Heeswijk voor Hans van Heeswijk.