Parkeergarage als villa op het Zeeuwse land

Villa Kogelhof, foto Jeroen Musch

Villa Kogelhof, foto Jeroen Musch

Het liefst had hij in een garage gewoond. Nu houdt hij er kantoor en woont erboven. Over een uienboer met grootse plannen.

De villa is de atypische smaakmaker in het verder o zo typisch Zeeuwse land: dijkje hier, dijkje daar, te midden van de weidse aardappelvelden. In de verte de Oosterscheldekering, oprijzend als een Hollandse kathedraal. Je kunt hem zien als je onder Villa Kogelhof doorkijkt. Onder ja, dat kan namelijk, want het huis is een glazen doos die meters hoog zweeft boven de klei.

Villa Kogelhof is een on-Nederlands ding in een oer-Nederlands landschap. De helft ligt onder de grond, verscholen in een kunstmatige glooiing in het land. Op de schacht van het trappenhuis rust het bovengrondse deel. Haaks geplaatst op het ondergrondse volume. Het woondeel wordt alleen nog op de kop ondersteund door een lichte V-constructie. Daardoor lijkt de villa wel een brug op het droge. Of, poëtischer, een lichaam dat achteloos op zijn zij ligt in het veld, leunend op één elleboog.

Het ontwerp is van architect Paul de Ruiter – vooral bekend vanwege zijn duurzame TNT hoofdkantoor in Hoofddorp (2011) en de parkeergarage Museumpark in Rotterdam (2012). Dit woonhuis bevindt zich aan een heel andere kant van het ontwerpspectrum. De wijze waarop deze villa hier is gekomen, is om meerdere redenen bijzonder. De bijzonderste wellicht is die waarom de opdrachtgever – een uien- en aardappelhandelaar – bij De Ruiter terecht kwam.

‘Ik heb altijd in een parkeergarage willen wonen’, was de tekst waarmee hij zich bij de opdrachtgever meldde. Hij was als een blok gevallen voor de entree van de Museumparkgarage die De Ruiter in Rotterdam ontwierp. ‘Echt prachtig.’

Het ondergrondse deel – dat ook de entree vormt tot het huis – opent zich ook echt als een parking. De asfaltweg die over het landgoed slingert, buigt naar beneden in een omarming van beton. Sierlijk, maar wel gewoon beton, waarbij een volledig wijkende schuifwand toegang biedt tot een grote garage. De serieuze tractor past er makkelijk in. Daarachter bevindt zich de entree tot het trappenhuis en aan de kopse zijde een kantoor, met een venster dat uitkijkt over de 26 hectare eigen grond en de vijvers waarvoor 70 duizend kub grond is weggegraven.

DSC_1126p

Villa Kogelhof, foto Jeroen Musch

Het garagedeel is ingegraven, maar de betonnen rand piept boven de glooiing van klei uit. Daardoor is de rechthoekige contour goed herkenbaar in het land. Wel vorm, geen massa. Het dak is een ondiep waterbassin, net als bij de parkeergarage in Rotterdam. Hier heeft het waterdak een aantal glazen daklichten. In de garage valt het daglicht door een film van water naar binnen, wat een mooie schittering oplevert (ook op de tractor).

De architect wilde niet iets zwaars leggen in dit lege land. Maar zeker ook niet iets dat refereert aan de traditionele boerderijbouw. Eerder verwijst hij naar de hightech van de Oosterscheldekering aan de einder. De bewoner had gevraagd om privacy en onafhankelijkheid. Dat eerste garandeert de omvang van het landgoed, 26 hectare. Dat laatste wordt gewaarborgd door een windmolen, zonnepanelen en warmte/koude-opslag. De Nuon of Essent hebben hier niets te zoeken. Een autarkisch concept, noemt de architect het wat gewichtig. ‘Als ik zou willen, hoef ik een week niemand te zien’, zegt de eigenaar.

Het zwevende deel van veertig meter lengte hangt bijna vier meter boven de grond. Het is een rechttoe-rechtaan modernistische woondoos van glas. De besloten ruimtes – slaap-, badkamers en keuken – zijn in het midden geplaatst. De zijden zijn vrij van het glas gelaten. Je kijkt dwars door het huis heen. Als je wilt, kun je beweren dat juist het modernisme hier het landschap het meest viert. Want het grijpt het minst in op het beste wat deze plek heeft te bieden: de blik op oneindig.

Wonderlijk dat zo’n huis hier staat. Omdat het deel uitmaak van de ecologische hoofdstructuur moest de eigenaar eerst 71 duizend bomen planten voor hij mocht bouwen. Abelen, die willig buigen in de wind die nooit afwezig is in Zeeland. De eerste keer dat de welstandscommissie de tekening van De Ruiter zag, wezen ze lijkbleek naar de deur. Totdat een verstandig iemand zei dat het bijzonder is dat iemand wil investeren in een regio waar vooral veel mensen en bedrijven wegtrekken. De krimp heeft zeker bijgedragen aan een bouwvergunning voor Villa Kogelhof.

Van binnen heeft de woonlaag een strakke vloer van witte epoxylak. Ook de wanden zijn wit. Er staan enkele fauteuils Grand comfort en de Chaise longue van Le Corbusier. Het kan allemaal zo op een dubbele pagina in woonmagazine Schöner Wohnen. In het hart van de woning is een patio, zodat er toch een buitenruimte is op woonniveau. Voor de tuin moet je een trap af, wat uitzonderlijk is in een villa op zo’n lap grond.

Die relatief grote afstand tot buiten zegt iets over de relatie architect en opdrachtgever. Tenminste, het feit dat de bewoner dat slikte. Vaak botst bij particulier opdrachtgeverschap het conceptdenken van de architect hard met de woonwensen van de bewoner. Kennelijk heeft De Ruiter hier veel ruimte gekregen. Je ziet aan details in dit gebouw dat het aantal compromissen beperkt was. Dat is zeker ook een kwaliteit van de bewoner. En natuurlijk prettig voor de architect. De Ruiter heeft met Kogelhof de internationale stijlbijbel Wallpaper al gehaald.

En waar doen we het allemaal voor? Dat blijkt toch vooral binnen. De Le Corbusiers staan niet gegroepeerd rondom een salontafel, de haard of de tv. Maar zorgvuldig langs het glas in alle windrichtingen met hun gezicht naar buiten toe. Dat uitzicht, zeker noordwaarts met die zuilen van de stormvloedkering tegen dat Zeeuwse blauwgrijze wolkendek, daarbij vergeleken is de rest toch allemaal betrekkelijk.

Villa Kogelhof, Landgoed Kogelhof, Noord-Beveland, ontwerp Architectenbureau Paul de Ruiter, landschapsarchitect Bosch Slabbers. Begin bouw 2009, oplevering januari 2013.
Auteur: Bob Witman, dit artikel is geplaatst in de Volkskrant van 14 juni 2013.
preload preload preload