Het museum voor grafisch ontwerp in Breda heet vanaf 11 november 2011 MOTI, Museum Of The Image. Directeur Mieke Gerritzen legt uit waarom.

mieke_gerritzen_motiHet mag guur zijn in de kunstsector, in Breda gaat dit weekeinde gewoon een nieuw museum open. Het noemt zich MOTI, Museum Of The Image en gaat over beeldcultuur. ‘Vroeger waren beelden exclusief van kunstenaars en van ontwerpers’, zegt directeur Mieke Gerritzen (49). ‘Nu zijn beelden van iedereen. Wat dat betekent, hoe we naar beeld kijken en hoe het ons beïnvloedt, daar gaat dit museum over.’

Toegegeven, het MOTI is niet een echt nieuw museum. Het is een nieuwe naam die Gerritzen aan haar museum gaf waar ze in 2009 aantrad als directeur. Ooit heette het De Beyerd. Toen kwam het idee om een zelfstandig museum te maken voor grafisch ontwerp. Dat opende in 2008 onder de naam Graphic Design Museum. En nu dus MOTI. Is drie namen in vier jaar tijd niet een beetje wispelturig?

‘Vanuit mijn gezichtspunt bezien, verandert er niet veel’, zegt Gerritzen. ‘Toen ik hier begon, was het voor mij al duidelijk dat het vak grafisch ontwerper zoals we dat kenden, eigenlijk niet meer bestaat.’ Vroeger was de vormgever de poortwachter voor alle gedrukte en visuele waren. Vandaag kan eenieder met een computer, internet en Photoshop zijn slag slaan. ‘Dat heeft voordelen en nadelen. Waarom zijn sommige beelden zo belangrijk geworden dat ze tot de iconen van deze tijd behoren?’

Ze heeft een plaatje van de beroemde rode Che Guevara-affiche voor zich liggen. Waarop een foto van de Zuid-Amerikaanse revolutionair is teruggebracht tot een con- trastrijke zwart witte bebaarde kop met alpinopet op. ‘Dit beeld, deze poster, is een icoon. Het stamt uit de jaren zestig, maar nog steeds hebben scholieren die op hun T-shirt of schoolagenda. Vaak zonder te weten wie Che Guevara is.’

Ze vergelijkt het Che-affiche met de Hope-poster van Barack Obama, in rood, grijs en blauw, het beeld dat zo goed de verwachtingen weergaf van de presidentsverkiezingen in 2008 in de Verenigde Staten. ‘Een affiche dat niet bedacht is voor een campagne, maar onafhankelijk door een schilder is gemaakt. Van het ene op het andere moment is het een icoon. Iedereen weet wat het is, iedereen begrijpt wat het uitdrukt.’

Daar gaat haar nieuwe museum over. Over hoe beeld taal wordt. ‘Als beelden iconen worden, wordt het typografie. Een foto of affiche wordt een leesteken. Een letter. Je kunt het lezen, iedereen begrijpt wat er mee wordt gezegd. Dat kan die poster van Obama zijn, die hoop op verandering uitspreekt.

Mieke Gerritzen is grafisch ontwerper. Ze kreeg eind jaren negentig de H.N. Werkmanprijs, vooral voor haar leaders voor Nederland 3. Die leaders zijn de dichte dekens van logo’s die zo in serie zijn geschakeld dat ze patronen vormen, bijna als een merkenbehangetje. Gerritzen publiceert ook: Everyone is a Designer, in 2000, over de opkomst van nieuwe media. En ze organiseerde eerder dit jaar een congres I don’t know where I’m going but I want to be there in Paradisowaarmee ze ontwerpers grip probeert te geven op het schuivend vakgebied.

supermArt_motiDat vakgebied is nog jong. Vroeger liepen kunstenaarschap en ambacht door elkaar heen. Pas in de 20ste eeuw zijn specialisaties ontstaan als productdesign, modeontwerp en grafische vormgeving, die toegepaste kunst worden genoemd. ‘En nu loopt dat al weer op zijn eind’, zegt Gerritzen. ‘Het onderscheid tussen uitvoerend en autonoom kunstenaar vervaagt. Veel ontwerpers combineren beide. Ze werken zowel vrij als in opdracht.’

Een museum over beeldcultuur, moet dat niet de hoeveelheid beeld aan de kaak stellen?

‘Zeker’, zegt Gerritzen. ‘In de Middeleeuwen kreeg een mens in een heel leven net zo veel beelden te zien als mensen nu op één dag zien.’ Maar die veelheid is slechts een aspect. Het gaat ook over het prerogatief van de maker. ‘Dat lag tot voor kort exclusief bij een kunstenaar, een ontwerper of een professional. Voor beeld ging je op zondag speciaal naar het museum. Dat is voorbij.’

De computer is het nieuwe museum. Die machine geeft toegang tot een miljoenvoud aan beelden. Volgens Gerritzen heeft het museum zoals het was afgedaan: ‘Het oude museum met moderne kunst, waar je ging kijken en je verbazen over nieuwe dingen, dat bestaat niet meer. Die stedelijke musea met hun modernistische kunst zijn historische musea van de 20ste eeuw geworden.’

In moderne kunst is geld, de waarde van de objecten, een belangrijke maat geworden. Ook dat leidt tot begripsverschuiving. De MOTI-directeur liep laatst door het Victoria & Albert Museum in Londen. Een enorm museum, met schilderijen, maar ook veel design en mode. ‘Als je dat vergelijkt met de Bijenkorf, waar dure modemerken bunkers hebben ingericht, met bewaking ervoor en waar dan binnen een handtasje in de vitrine staat dat 17 duizend euro kost. Het verschil tussen een warenhuis en museum is niet meer zo levensgroot.’

De behoefte aan duiding, aan context over al die ontwikkelingen, is volgens Gerritzen groot. ‘Beeldcultuur is nu een vorm van anarchie. Iedereen bemoeit zich er mee, iedereen heeft toegang. De techniek maakt dat de veranderingen elkaar snel opvolgen. Stijlopvattingen bieden nauwelijks steun meer. Er zijn geen grote nieuwe stromingen.’

De beeldcultuur speelt zich af op allerlei plaatsen, dat maakt het complex. Winkelproducten, interieurs, mode, reclame; alles is behaagziek en vormgegeven. ‘Bij een product in de supermarkt wordt meer energie aan de verpakking dan de inhoud besteed. Wij stellen hoge eisen aan hoe we eruitzien, onze kleren, onze interieurs. Allemaal vorm, iets dat totaal niet nodig is om te overleven natuurlijk. Maar deesthetiek heeft zo’n overgewicht gekregen. Zelfs je eten moet zorgvuldig zijn vormgegeven. Een bordje bloemkool voldoet niet meer.’

Is dat niet vermoeiend? ‘Jazeker. Ik heb liever ook wat oude rotzooi in mijn huis, in plaats van alleen maar gedesigned meubilair. Maar het is wel van invloed. Dat wil ik laten zien. Onze openingstentoonstelling gaat over de supermarkt, bij uitstek een machinerie die je probeert te verleiden met goed vormgegeven producten. In MOTI zijn schappen nagebouwd, waarin de producten volledig op kleur zijn gesorteerd. De cola bij de chocopasta en de drop. Dat heeft een vervreemdend effect.’

De missie van het Museum Of The Image is: wat doen de beelden met ons, wat doen wij met de beelden. Dat betekent een aanzienlijke verbreding van het tentoonstellingsbeleid in Breda. ‘De naam Graphic Design Museum was onduidelijk en te beperkt. Of bezoekers hoorden het woord graphic niet en dachten dat het over design ging, of dat er alleen wat posters waren te zien.’

Gerritzen betreedt ook de domeinen van mode, fotografie, strips en productdesign, waar ook al gespecialiseerde musea voor zijn in Rotterdam, Groningen en Eindhoven. ‘Maar in Breda is altijd de rode draad: communicatie. Het gaat er om hoe beeld communiceert. In dat opzicht neemt MOTI een totaal eigen plaats in. Ik zou eigenlijk niet één museum in de wereld weten dat deze positie kiest.’

Voor financiering is MOTI vooral aangewezen op de lokale overheid. Waarom is dit museum in Breda gevestigd? ‘Breda heeft zich er zeer loyaal achter geplaatst. De stad wil echt inzetten op beeldcultuur. Ik denk niet dat je een andere plaats zo veel samenwerking met de lokale overheid kunt krijgen.’

Het afscheid van haar eigen specialisatie, de grafische vormgeving, ziet ze niet als een verlies. ‘Nederland heeft internationaal een mooie naam op ontwerpersgebied. Ontwerpers als Wim Crouwel en Anthon Beeke, bekend geworden in de jaren zestig en zeventig hebben een sterke eigen stijl, die ook in het buitenland wordt erkend.’

Hoewel Nederlands grafisch ontwerp nog steeds internationaal succesvol is, is het niveau van die jaren volgens Gerritzen niet bereikt. ‘Een bureau als Thonik, dat ook de campagnes voor de SP heeft gemaakt, is krankzinnig succesvol, ook over de grens. Toch hebben ze niet zo’n duidelijke stijl, of helderheid als hun voorgangers.’ Maar ze koopt het werk van Thonik wel aan voor haar museum. Net als de Gorilla’s, de visuele columns die het bureau Designpolitie tussen 2006 en 2009 maakte voor de voorpagina van de Volkskrant.

‘Wat je mist, is dat er een duidelijke nieuwe Nederlandse ontwerpstijl ontstaat. Misschien komt dat wel doordat er zo veel verandert. Maar ik zie het ook niet in het buitenland gebeuren. Kennelijk hoort dat bij deze tijd.’

BOB WITMAN

MOTI, Museum Of The Image, Breda. Open vanaf 11 december 2011. SupermArt, een verhalende tentoonstelling over packaging design, tot 2 april 2012. Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 9 deember 2011
preload preload preload