Hittestress moet de stad uit


Hittekaart_Arnhem

Hittekaart van Arnhem

Wie ’s nachts niet slapen kan omdat het platje nog nazindert van een hete zomerdag. Wie van zijn fiets blaast aan de voet van een hoge torenflat. Die mag best eens de architect voor iets lelijks uitmaken. Want de bebouwde omgeving is zelden ontworpen op  klimaateffecten, zegt de landschaps-architecte en steden-bouwkundige Sanda Lenzholzer (45).

Zij doet aan de universiteit van Wageningen onderzoek naar het klimaat in de stad. Dat geeft haar een andere blik, als ze door de straten van haar woonplaats Arnhem wandelt. Waar iemand normaal een straat ziet met een rij voordeuren, ziet Lenzholzer een potentiele wake interference flow, die optreedt als de verhouding hoogte van de gevels versus de breedte van het plaveisel niet klopt. Een stenen plein is voor haar niet per se een gezellige ontmoetingsplaats, maar een latente bron voor hittestress in de zomer.

‘Er wordt niet genoeg nagedacht over het stedelijk microklimaat dat wij creëren met onze ontwerpen’, zegt ze. We staan op het grote Kerkplein in  Arnhem. Een beruchte windplek. ‘Dat komt doordat het zo groot en open is. Maar ook doordat de bebouwing tussen de Eusebiuskerk en winkelpuien in een trechter loopt, met het gezicht precies op het westen. Daardoor waai je  ook op een relatief windluwe dag hier behoorlijk uit je jas.’

Om aandacht te vragen voor het microklimaat, schreef ze het boek Het weer in de stad. Een handboek voor iedereen die iets met stedenbouw van doen heeft. Maar het is goed leesbaar voor leken.  ‘Iedereen weet dat er temperatuurverschillen zijn tussen stad en land. Niet iedereen weet dat het verschil in warme nachten kan oplopen tot tien graden.’ In hete zomers kan dat grote problemen opleveren. De stenige binnenstad koelt slecht af.

De maatschappelijke betekenis is evident. Bij extreme buitentemperaturen stijgt de mortaliteit. Tijdens de hittegolf van 2006 in Nederland stierven 14o0 tot 2200 ouderen en zieken aan warmtegerelateerde oorzaken. Maar er is meer. ‘De schattingen van het arbeidsverlies door hittestress wordt geschat op drie miljard euro over een periode van enkele tientallen jaren.  Als het heet is, verliezen mensen concentratie, neemt productiviteit af. Je lost echt dus een serieus probleem op als  je met het ontwerpen rekening houdt met het weer.’

En dat gebeurt nu nog niet, zegt Lenzholzer. Arnhem is de enige stad in Nederland die een hittekaart in haar structuurvisie verwerkt. Dat wil zeggen, de gemeente anticipeert in haar stadsplanning op het microklimaat. ‘Andere steden zouden dat ook moeten doen. Het is niet heel ingewikkeld of kostbaar. Je moet alleen wat feiten in je achterhoofd houden.’

Die hittekaart is een handig instrument hierbij. Eigenlijk is het een infraroodopname die temperatuurverschillen weergeeft zoals die van Rotterdam. Er zijn twee soorten plekken die opvallend diep rood kleuren. Niet alleen het centrum, wat je zou verwachten, maar ook in de industriegebieden. ‘Bedrijfsterreinen zijn ook typische hitte eilanden. Veel steen en asfalt. Er wordt veel warmte geproduceerd en er is geen groen.’

Steen is een van de belangrijke hittefactoren. Het materiaal creëert een microklimaat waarbij de warmte van de zon wordt omgezet in langgolvige straling. Vooral in de tuin- en parkloze binnensteden wordt warmte zo geabsorbeerd en straalt nog uit lang na zonsondergang. Groen heeft daar veel minder last van. Bomen zijn uitstekende hittebestrijders en geven bovendien aangename schaduw.

Lenzholzer: ‘Bij bomen treedt evapotranspiratie op. De bladen ‘’zweten’’ door de huidmondjes. Die verdamping geeft verkoeling. Veel meer dan een vijver of een stukje gras, zorgen bomen voor een evenwichtige verwerking van de warmte.’  Eigenlijk is de oplossing dus niet zo moeilijk. Je hoeft geen enorme parken aan te leggen, maar her en der bomen planten. Onderzoekers meten tot zes graden lagere temperaturen op meer dan honderd meter afstand van een groot stadspark.

Maar van Lenzholzer mag je in de ideale stad nog iets verder gaan en ook in je uitbreidingsplannen het microklimaat meewegen. ‘Steden dijen meestal in een cirkelvorm uit. Voor de temperatuurregulering is het beter om een ‘’vingerstad’’ te ontwerpen.’ Lange landtongen van bebouwing die in het omringende land uitwaaieren, met tussen die vingers: groen. ‘Het Sonsbeekpark dat als een wig tot bijna aan het station in Arnhem steekt, levert een uitstekend koeltegebied op.’

Schermafbeelding 2013-11-25 om 20.42.30Lenzholzer heeft in haar studie ook gekeken naar psychische beleving van temperatuur – wat niet hetzelfde is als gevoelstemperatuur.  ‘Een open, onbeschut plein met stenen banken en ander koud materiaal, oogt al snel winderig in ogen van mensen. Daardoor schatten ze de temperatuur een paar graden lager in dan het in werkelijkheid is. Het maakt echt uit voor de comfortbeleving. Ook daar kun je als ontwerper rekening mee houden.’

Wind kan niet alleen gevoelsmatig, maar ook een daadwerkelijk groot probleem zijn in de stad. Dat bleek weer tijdens de recente oktoberstorm. In het centrum van Amsterdam gingen meer bomen om dat in een heel bos, leek wel. En op de universiteitscampus in Delft met zijn hoge gebouwen tot bijna honderd meter hoog, was het letterlijk onmogelijk om op je fiets te blijven zitten.

‘Op sommige plekken in de buurt van hoge gebouwen treedt het downwash-effect op’, zegt Lenzholzer. Dat levert een sterke neerwaartse winddruk op, die bijvoorbeeld ontstaat als een hoog gebouw dwars op de heersende windrichting staat. ‘Daar komen enorme krachten los.’

Je moet wind vergelijken met water, legt Lenzholzer uit. ‘Als het flink waait, gedraagt de wind zich net als een bergbeek die door een rotsige bedding kolkt. In het water zie je hoe alles draait en wervelt. Dat doet wind ook, maar je ziet het niet.’  Als op de Zuidas in Amsterdam staat, met zijn vele hoge kantoorgebouwen en verdwaalde open ruimtes, speelt zich daar een woest ballet van windeffecten boven je hoofd af. ‘Als je als ontwerper daar niet vooraf over nadenkt, is dat ook niet op te lossen met een perkje bomen die de wind moeten afvangen.’

Hittekaart Rotterdam, inclusief Maasvlakte

Hittekaart Rotterdam, inclusief Maasvlakte

Dat is dus vergeefs geprobeerd op het Kerkplein in Arnhem. Naast de kerk is een cohort bomen geplaatst. ‘Ze zijn te klein en met te weinig’, constateert Lenzholzer. Bovendien gaat het om een enorm plein, daar helpt alleen een rigoureuze oplossing. Een gebouw of object neerzetten dat de wind breekt. ‘Een ezelsbruggetje is dat een plein maar drie keer zo weids zijn als de hoogte van de gebouwen.’

Dat is Arnhem zeker niet het geval. Maar hier kun je als excuus aanvoeren dat de windvang een litteken is van de Tweede Wereldoorlog. Het stadshart werd verwoest en in de jaren vijftig zijn haastig wat onooglijke lage flats geplaatst. Maar soms wordt ook bij veel recentere en meer prestigieuze projecten een advies over weereffecten in de wind geslagen.

‘Toen in Den Haag in de jaren negentig het nieuwe Stadhuis aan het Spuiplein werd aangelegd, weet ik zeker dat de architect Richard Meier is gewaarschuwd voor de enorme windkolken die bij de ingang zouden ontstaan. Het plein ligt aan de westkant open. Maar esthetische argumentatie heeft voorrang gekregen. Daardoor is die ingang nog altijd een tochtplek. Onnodig volgens mij.’

Lenzholzer loopt van het Kerkplein in Arnhem door naar de smalle oude winkelstraten van het centrum. ‘In een historische binnenstad is niet altijd plek voor bomen’, zegt ze. Maar op haar advies is hier toch wat groen geproduceerd. Tegen tal van winkelpuien groeit een Gouden Regen. Tot meters hoog op de gevel, en dan met een draad de straat over. ‘Groene wanden,  verticale tuinen, of gewoon de ouderwetse klimop: Ze nemen niet veel ruimte in. En het geeft echt verkoeling’, zegt Lenzholzer tevreden.

Het weer in de stad, hoe ontwerp het stadsklimaat bepaalt, Sanda Lenzholzer, nai010  uitgevers, € 29,50, isbn 978-94-6208-095-9
Auteur: Bob Witman, geplaatst in de Volkskrant, 26 november 2013
preload preload preload