Berlage en het tuig dat huisraad heet
De tentoonstelling Berlage Totaal in het Haags Gemeentemuseum toont het niet-architectonische oeuvre van de ontwerper Hendrik Petrus Berlage.
Berlage was een architect die het detail zo serieus nam, dat hij zijn eigen baksteen ontwierp. De ‘Berlage steen’ was geel, werd speciaal voor het Haags Gemeentemuseum gebakken en was 11 centimeter lang. Die maatvoering was belangrijk, want de plattegrond van het museum is opgebouwd in een raster van 110 bij 110 centimeter. Symmetrie, verhoudingen, ritmiek, het was cruciaal voor de architect.
Zo’n man, die het detail heel serieus nam, nam alles wat hij ontwierp heel serieus. En alles dat was veel, veel meer dan de gebouwen die we van hem kennen: de Koopmansbeurs in Amsterdam (1903) en het Gemeentemuseum Den Haag (1935). Hendrik Petrus Berlage (1856-1934) was namelijk ook ontwerper van stoelen, tafels, lampen, kachels en glasservies.Hij was een colorist die tegelpatronen en behangmotieven ontwierp en de graficus die omslagen maakte voor Louis Couperus en Albert Verwey.
Berlage Totaal in het Gemeentemuseum Den Haag is een tentoonstelling die dat niet-architectonische deel van het oeuvre van Berlage helder in beeld brengt.Het laat de ontwikkeling zien van een zoekend ontwerper die leefde op de grens van twee tijden. Hij kwam uit de negentiende eeuw met al zijn burgerlijkheid, romantiek en neo-stijlen. En hij wilde naar de nieuwe tijd, met nieuwe kunst en nieuwe zakelijkheid, nieuwe bouwmaterialen en nieuwe politieke klasses.
Veelzeggend is het interieur van zijn eerste proeve van zijn rationele bouwstijl: Huis Henny in Den Haag (1898), in opdracht van directeur Carel Henny van verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845. Berlage was zo verzot op baksteen, dat hij het ook in het interieur overal onbepleisterd liet.
Op een foto op de tentoonstelling is de werkkamer van Henny te zien. Het woord gezellig is hier heel ver weg. De gemetselde binnenwand geeft enorme zwaarte in de ruimte. Berlages meubels zijn van Spartaans eiken in rechte hoeken. De knokige sofa tegen de muur nodigt niet uit voor een dutje. De meubels lijken wel ‘droevige ernstige kinderen’, schreef collega-architect J.F. Staal. Dat mevrouw Henny nooit gelukkig is geworden in het huis, lijkt heel begrijpelijk.
Berlage is dan 42 en bouwde gestaag aan een netwerk onder de gegoede burgerij, een netwerk dat hem veel opdrachten zou opleveren. Dat blijkt wel uit het klantenboek van de eerste designwinkel van Nederland: Het Binnenhuis, waar Berlage een van de oprichters van is. Rijke, maar ook sociaal bevlogen mensen: de industrieel Anton Philips, schrijfster Carry van Bruggen, de zakenman en latere wethouder Floor Wibaut en vakbondsman Henry Polak. Veel van hen hadden een Berlagemeubeltje thuis staan.
Als meubelontwerper zie je Berlage in zijn Binnenhuis-periode behaaglijker worden. Hij heeft geleerd van Huis Henny, maar houdt lang vast aan hoekig zitmeubelair. Gebogen hout geeft een valse nerf. Zo streng is hij wel. Een eiken buffet dat hij voor de Wereldtentoonstelling van 1900 maakt, is meer architectuur dan een kast. Met twee torens, kastdeurtjes en planken die ogen als een gevelwand. Altijd is er veel aandacht voor het ambacht, de constructie, het ingelegde hout of snijwerk, maar in de vorm is het nooit licht of modernistisch.
Er schuilt een zekere bezetenheid in. Berglage wilde alles ontwerpen, hij had overal opvattingen over. ‘Bekijken we het binnenste van onze woningen, dan is het toch eigenlijk tuig, wat wij huisraad noemen’, schrijft hij. Van de deurklink, het tegelpatroon, de koperen hanglamp, tot aan de van de maat van de baksteen. Die geweldige drift maakt gebouwen als het Gemeentemuseum Den Haag en de Beurs in Amsterdam tot totaalconcepten, waarvan je er weinig vindt in Nederland.
Dat is ook het grote aan zijn werk. De samenballing van architectuur, interieur en details in een gedachte. Als je naar het grafisch werk kijkt dat van Berlage in Den Haag, begrijp je ook waar de patronen in zijn metselwerk vandaan komen. De vlakverdeling van zijn boekomslagen lijken een spiegel van zijn architectuur, die je kunt zien als je uit het raam naar de binnenpleinen van het museum kijkt.
Zoals een buffetkast bij Berlage architectuur wordt, vormen bakstenen een grafisch patroon, met verspringend metselwerken vensters als ritmisch geplaatste onderbrekingen in de gevel. Symmetrie, ritme en details, het is cruciaal voor de totaalontwerper.
BOB WITMAN/gepubliceerd in de Volkskrant 3-12-2010